In memoriam Elise Wessels

Vorige week ontvingen wij het droevige bericht van het overlijden van Elise Wessels op 6 juni.
Elise was sinds 2008 lid van de Nederlands-Japanse Vereniging en ze was een bekend gezicht bij onze jaarlijkse lunches. Haar kennis van en liefde voor de Japanse moderne prentkunst was een inspiratie voor iedereen. Niet alleen als verzamelaar van Japanse prenten, maar juist door het openstellen van haar collectie aan het publiek en door het systematisch delen van onderzoek ernaar, heeft Elise een onschatbare bijdrage geleverd aan de populariteit van de Japanse prentkunst. Niet vergeten moet worden dat zij in oktober 2022 1100 prenten aan het Rijksmuseum in Amsterdam heeft geschonken.
 
Met het overlijden van Elise verliezen we niet alleen een gewaardeerd lid van onze vereniging, maar ook een inspirerende kracht in de kunstwereld.
Onze gedachten zijn bij de familie en vrienden van Elise en we wensen hen sterkte om dit grote verlies te verwerken.

Donatie vriendschapsparkje Rikuzentakata

Rikuzentakata, een kustplaats in het noorden van Japan van – vóór de ramp – 23 duizend inwoners, verloor 10% van de bevolking tijdens de tsunami op 11 maart 2011. 1800 mensen overleefden de ramp niet en velen van hen zijn tot op de dag van vandaag niet gevonden.

Hortus Overzee zamelt geld in voor een vriendschapsparkje in Rikuzentakata. Het is belangrijk dat wij de mensen daar niet vergeten, zegt Melany Tegelberg, één van de drijvende krachten achter de Hortus Overzee in Den Helder. Ze blijft telkens weer vertellen. Over de aardige mensen daar, het leed van de kinderen die één ouder of beide ouders hebben verloren, hoe Frans Langelaan 25000 tulpenbollen heeft geschonken voor de kinderen daar. En hoe ze met Hortus Overzee al jaren geld inzamelt om op een dag in Rikuzentakata een vriendschapsparkje aan te kunnen leggen. Om de mensen daar een hart onder de riem te steken. Volgend jaar is het zo ver. 

Omdat de NJV dit jaar 65 jaar bestaat hebben we als bestuur een aantal projecten gekozen waar we in het jubileumjaar onze schouders onder gaan zetten. Een daarvan is dat we Hortus Overzee helpen met geldinzameling voor dit project.

Naast een donatie van €1000, verzorgen we ook de opening van de Japandag van Hortus Overzee met ons Waraji Festival. De opbrengst van die dag gaat naar het project Rikuzentakata. We hopen op een grote opkomst!

We ook willen graag leden en niet-leden de gelegenheid geven om zelf iets te doneren. 

Wil jij geld geven voor het vriendschapsparkje in Rikuzentakata? klik op de afbeelding van de “Ippon Matsu” de ‘Miracle Tree’ die overeind bleef na de tsunami en nu het symbool is van hoop en wederopbouw in Rikuzentakata. Dank alvast! 

De geschiedenis van het Waraji Festival

In het centrum van Fukushima Stad bevindt zich de berg Shinobu met daarbovenop de Haguro-jinja (Shinto schrijn). Hier wordt al 400 jaar lang elk jaar in februari de traditionele winterceremonie van de Shinobu-dageraadsprocessie gehouden. Tijdens deze ochtendprocessie wordt een waraji – sandaal gemaakt van stro –  van 12 meter lang geofferd aan het heiligdom en opgehangen aan een pilaar op het terrein. Dit om te bidden voor sterke en gezonde benen. een stabiele tred en veilig reizen te voet. Het Fukushima Waraji Festival is ontstaan uit deze ochtendprocessie en wordt sinds de oprichting in 1970 elk jaar in augustus gehouden. Hierbij wordt een tweede sandaal geofferd om het paar compleet te maken en te bidden voor verdere gezondheid en veiligheid bij het lopen en reizen..

In 2019, toen het festival voor de 50e keer werd gehouden, heeft men het het eigentijdser gemaakt. Het is nu een festival met live optredens en zang. Het moderne Fukushima Waraji Festival vindt plaats gedurende 3 dagen in het weekend van de eerste vrijdag in augustus. Op de eerste twee dagen dansen bedrijven en gemeenschapsgroepen de ‘Waraji Odori’-dans op de muziek van traditionele trommels en fluiten. Tijdens deze dansparade wordt de enorme waraji-sandaal door de hoofdstraat gedragen. Op de derde dag wordt de waraji geofferd aan het Haguro-jinja op de berg Shinobu.

 

NJV symposium “Nieuw licht op Edo”

“NIEUW LICHT OP EDO”:
RECENTE ONTWIKKELINGEN IN DE STUDIE VAN JAPAN IN DE EDO-TIJD

Datum: vrijdag 9 juni 2023
Locatie: grote zaal, Museum van Volkenkunde, Steenstraat 1, Leiden

Tijdens de periode van 250 jaar vrede waarin Japan vanuit Edo bestuurd werd door de Shogun, vond er een grote uitbreiding van de bevolking plaats, van ruim 10 miljoen naar bijna 30 miljoen, die gepaard ging met een monetarisering van de economie en een proces van urbanisatie. Deze processen leidden op hun beurt tot levendige culturele en intellectuele activiteiten op allerlei gebied. Schilder- en prentkunst bloeiden. Professionals en amateurs wijdden zich aan de poëzie. Drukkunst en het proza namen een hoge vlucht. Er werden scholen gesticht voor het onderwijs in alles waar een markt voor was, van Klassiek Chinees en Confucianisme, geneeskunde en botanie, tot het drinken van thee en het ruiken van wierook.
               In de afgelopen decennia hebben Leidse geleerden deze ontwikkelingen bestudeerd. In dit symposium zal een aantal van hen verslag doen van de resultaten van hun onderzoek op enkele van deze gebieden: beeldende kunst eerst, poëzie laatst, en tussenin de Jezuïeten en hun Vocabulario, en het einde van het bewind van de Shogun.
               De sprekers zijn mijn collegae geweest of zijn bij mij gepromoveerd. Ik dank hen voor de bereidwilligheid waarmee zij aan dit evenement hun medewerking hebben willen verlenen.
                                                                                                                                                                                                                                                                  W.J. Boot

Programma
13:30 – 14:00 ontvangst
14:00 – 15:30 eerste reeks lezingen 
15:30 – 15:45 pauze
15:45 – 17:15 tweede reeks lezingen
17:15 – 18:30 borrel

* Het symposium en de borrel na afloop zijn toegankelijk voor leden en niet-leden
* Deelname aan het symposium, koffie/thee en het eerste drankje tijdens de borrel zijn gratis. 
* Aanmelding verplicht: klik hier

Lezingen

Moderator: Prof. Dr Wim Boot
 
Lezingen:
– (14:00) Prof Dr Willem van Gulik: ‘Koning, Keizer, Admiraal…’
Toelichting: Een speurtocht achter de schermen van prestatie en contra-prestatie in de Nederlands-Japanse betrekkingen tijdens de late Edo periode. “Ook hiermee denk ik iets nieuws te kunnen vertellen, zonder nader uitleg in een synopsis omwille van de verrassing en om de nieuwsgierigheid te prikkelen.”
 
– (14:30) Prof. Dr Matthi Forrer: “De Bloei van de Etskunst in Japan dankzij Nederlandse Bronnen.”
Synopsis: Het is ontegenzeglijk een mijlpaal wanneer de overtuigde Hollandoloog Shiba Kōkan (1747-1818) in de negende maand van 1783 volgens de aanwijzingen van Egbert Buys in zijn Nieuw en volkomen woordenboek van konsten en weetenschappen, bevattende alle de takken der nuttige kennis (10 Vols., Amsterdam: S.J. Baalde, 1769-1778) de eerste Japanse ets vervaardigt – een afbeelding van de Mimeguri schrijn in Edo. Maar al spoedig zien we meer en andere talenten, zoals Aōdō Denzen (1747/48-1822), die de bescherming van Matsudaira Sadanobu geniet, en leerlingen van Hokusai zoals Maki Bokusen (1736-1824), Yasuda Raishū Sadakichi (act 1820s-50s), en Takai Kōzan (1806-1883). Alles leuk en aardig, maar in de latere jaren van de Edo-tijd zijn het, in Kyoto, Inoe Kyūkō (act 1818-54) en Matsuda Rokuzan (1837-1903) en, in Osaka, Matsumoto Yasuoki (1786-1867) en Okada Shuntōsai (act 1844-1861) die etsen van talloze beroemde plaatsen tot een grote en succesvolle industrie weten te maken en daarmee ook zeker op de vraag van een opkomend toerisme wisten in te spelen.
 
– (15:00) Dr. Jeroen Lamers (per ZOOM, uit Seoul): “Met behulp van enkele lokalen die de taal goed beheersen.”
Synopsis: In deze presentatie zal ik proberen nader licht te werpen op de biculturele samenstelling van het redactionele team dat de bezorging van het eerste (en beste) woordenboek van de Japanse taal voor zijn rekening heeft genomen: de Vocabulario de lingoa de Iapam (1603-1604). Tot op heden kan geen van de bezorgers met zekerheid worden geïdentificeerd. Wat wel aannemelijk kan worden gemaakt, althans in de ogen van de spreker, is, dat een of meerdere hooggeletterde Japanners een bepalende bijdrage moeten hebben geleverd aan de inhoud en kwaliteit van dit monumentale woordenboek. Er zal tevens worden ingegaan op wat de aannemelijkheid van deze Japanse inbreng impliceert voor het vertaal- en bewerkingsproject waar de spreker zijn vrije tijd aan besteedt.
 
(15:30) PAUZE
 
– (15:45) Dr. Anna Beerens: “Kyūji Shimonroku – het interview als egodocument.”
Synopsis: In het najaar van 1890 nam een groep historici, onder wie Shigeno Yasutsugu, de oprichter van de afdeling Nationale Geschiedenis van de Keizerlijke Universiteit in Tokyo, het initiatief om voormalige werknemers van het Tokugawa shogunaat te interviewen. Ten minste elf van deze interviews zijn verschenen in het tijdschrift van het Historisch Genootschap onder de titel Kyūji shimonroku 旧事諮問録 (‘Verslag van Onderzoek naar Voorbije Zaken’). Hoewel het de onderzoeksgroep vooral te doen was om het opvullen van lacunes in institutioneel-historische kennis, brak onvermijdelijk op allerlei momenten het persoonlijke verhaal van de geïnterviewden door. Deze lezing wil enkele van die momenten voor het voetlicht brengen.
 
– (16:15) Prof. Dr Henk Akkermans: “Bashō: van barok tot modern in tien jaar.”
Synopsis: Ons beeld van Matsuo Bashō (1644-1694) als haiku-dichter is sterk veranderd de afgelopen jaren. Het beeld wat we hadden, was dat van de zwervende zen-priester annex haiku-dichter, eenzaam op reis en in voortdurende dialoog met klassieken als de Genji- en Heike-monogatari. Dat komt vooral door zijn prachtige proza-poëzie (haibun) project Oku no hosomichi (“De weg naar de binnenlanden”). Dat beeld van Bashō klopt, maar er zijn veel meer beelden die ook kloppen. Zo is wat minder bekend, maar niet onbekend, dat Bashō zich niet zag als solistische haiku-dichter (het woord moest nog bedacht worden in zijn tijd), maar als meester van het kettinggedicht, de renga. En dichten deed hij niet alleen, maar juist met een hele groep volgelingen, met wie hij dan ook deze renga dichtte. In zijn bekendste poëzieproject, Sarumino, is maar een klein deel van de verzen van zijn hand; de meeste komen van zijn volgelingen. Nog minder bekend is dat zijn veelvuldig verwijzen naar klassieke voorbeelden, zoals onze Europese traditie dat ook kent in de barok, bijvoorbeeld in de opera, slechts een fase in zijn artistieke scheppingen vertegenwoordigt. In de laatste jaren van zijn leven wees Bashō al het wapengekletter en de betraande mouwen van hofedelen juist af en koos hij nadrukkelijk voor poëzie ingebed in het hier en nu, in het dagelijkse leven van boeren en burgers. Karumi, “lichtheid,” noemde hij dit stijlprincipe, en hij schoot hiermee in tien jaar van de barokopera door naar de opera verismo à la Pucini. Het ging velen van zijn tijdgenoten te snel, en leidde soms tot controverses met zijn voormalige volgelingen. Anderzijds plaatst het zijn latere werk direct naast dat van haiku-dichters van later eeuwen, b.v. Yosano Buson (1716-1783). Het is “modern” werk, geschreven aan het eind van de zeventiende eeuw.
 
– (16:45) Prof. Dr Ivo Smits: “‘Hiero daaro wat bootjes’: Haikai-verzen van een Nederlandse dichter in vroeg-negentiende-eeuws Japan.”
Synopsis: Het is niet onbekend dat Hendrik Doeff (1777-1835) de eerste Nederlander was die in het Japans haikai-verzen schreef. Echt weinig bekend daarentegen is de context waarin hij begin negentiende eeuw zijn gedichten produceerde. Deze voordracht zal ingaan op zowel Doeffs gedwongen bijna negentienjarig verblijf in Japan als vroegmoderne provinciale haikai-kringen en hun publicaties. Deze inzichten zullen aantonen dat Doeffs gedichten des te opmerkelijker zijn door hun relatie met een Japanse literaire scène